Diff for "GemeenschapsOctrooi"

Differences between revisions 1 and 50 (spanning 49 versions)
Revision 1 as of 2006-03-15 22:19:38
Size: 14688
Comment:
Revision 50 as of 2009-05-30 23:34:59
Size: 17065
Editor: localhost
Comment: converted to 1.6 markup
Deletions are marked like this. Additions are marked like this.
Line 1: Line 1:
Gebaseerd op:

 * http://consultation.ffii.org/Questionnaire
 * http://europa.eu.int/comm/internal_market/indprop/docs/patent/consult_nl.pdf
Line 3: Line 8:
(Het gaat om volgende lijst: Het belangrijkste kenmerk van het octrooisysteem is dat we alleen zouden moeten overwegen het daar toe te passen waar het noodzakelijk is om innovatie in stand te houden of te bevorderen. Op de gebieden waar het innovatie negatief beïnvloedt moet het ingeperkt worden.
Line 5: Line 10:
    * ­ duidelijke materiële rechtsregels over wat wel en wat niet door octrooien kan worden beschermd, waarbij de belangen van de octrooihouders moeten worden afgewogen tegen de algemene doelstellingen van het octrooisysteem;­
    * transparante, kosteneffectieve en toegankelijke procedures voor het aanvragen van octrooi;
    * ­ voorspelbare, snelle en goedkope procedures voor de beslechting van geschillen tussen octrooihouders en andere partijen;
    * voldoende aandacht voor andere belangen van het overheidsbeleid, zoals concurrentie (anti-trustmaatregelen), ethiek, milieu, gezondheidszorg en toegang tot informatie, zodat het octrooisysteem efficiënt kan functioneren en een geloofwaardige plaats in de samenleving kan innemen.
Onze grootste zorg is dat er dit keer te veel belang gehecht wordt aan bijkomstigheden. Dit is nutteloos als tegelijkertijd de bestaansreden van het octrooisysteem over het hoofd gezien wordt. Zo wordt bijvoorbeeld de definitie van datgene wat octrooieerbaar is ("patentable subject matter") voortdurend uitgebreid. Proberen om deze uitbreiding te codificeren via "duidelijke regels" (zoals dit gebeurde bij de softwareoctrooirichtlijn) helpt niet om deze zorgwekkende evolutie tegen te gaan.
Line 10: Line 12:
) Daarom denken we dat focussen op en het verbeteren van losse aspecten van het octrooisysteem een verkeerde aanpak is. Er is nood aan een innovatiebeleid op een hoger niveau. Octrooibeleid is slechts één onderdeel daarvan en alle aanpassingen aan het octrooisysteem zouden gebaseerd moeten zijn op het genoemde innovatiebeleid.
Line 12: Line 14:
The most basic feature of the patent system is that we should only consider to apply it where required in order to guarantee continued or increased innovation, and prevent its expansion in areas where it is counterproductive. Substantive rules and due regard for other interests are means which can be used to guarantee this feature, but are only secondary to this goal. Only afterwards tertiary features such as costs and litigation enter the picture. == 1.2 Zijn er nog andere kenmerken die volgens u belangrijk zijn? ==
Line 14: Line 16:
Our main concern is that there is too much focus on secondary and tertiary features at this time, which does not help if the assumed raison d'être of the patent system is ignored. For example, the definition of patentable subject matter keeps being expanded, and attempting to codify this expansion in "clear rules" (as with the software patents directive) does not help against this worrying evolution. De hoofdeigenschap van het octrooisysteem zou moeten zijn dat het octrooisysteem op zichzelf een (klein) onderdeel uitmaakt van een bredere innovatiestragie. We zouden graag meer garanties zien dat de mechanismes van het octrooisysteem "goede" octrooien produceren, d.w.z. octrooien die nodig zijn voor de markt en de maatschappij. We zouden graag een duidelijkere uitsluiting zien van "subject matter" op die vlakken waarbij het niet aangetoond is dat octrooien innovatie bevorderen.
Line 16: Line 18:
We therefore think that focussing on aspects of the patent system and improving these on their own is a wrong approach, and that a higher level innovation policy is required. Patent policy is only one part of such an innovation policy, and all modifications to the patent system should be done based on said innovation policy.
1.2 Zijn er nog andere kenmerken die volgens u belangrijk zijn?
The main feature of the patent system should be that the patent system itself is only a (small) feature of a larger innovation strategy. We would like to see more assurance that the mechanisms of the patent system produce "good" patents, i.e. patents which are needed by the market and by society. We would like to see clearer exclusion of subject matter for areas where patents have not been demonstrated to generate innovation.
Daarnaast is het belangrijk dat de bewijslast komt te liggen bij diegenen die het octrooisysteem willen uitbreiden -- veeleer dan bij hen die de gevolgen van octrooien dragen. We zouden graag proportionaliteit in het octrooisysteem zien, zodat zeer lucratieve en langdurende octrooien niet toegekend worden voor innovaties die goedkoop te produceren zijn of waarvoor de kans op onafhankelijke herontdekking zeer hoog is. Het octrooisysteem beperken tot "toegepaste natuurwetenschap", zoals dat traditioneel het geval was, is een goede vuistregel om dergelijke problemen te vermijden.
Line 20: Line 20:
We would like to see the burden of proof moved to those who seek to extend the patent system, rather than those who are affected by patents. We would like to see proportionality in the patent system so that highly lucrative and long-term patents cannot be claimed for innovations that are cheap to produce or for which the chance of independent rediscovery is very high. Limiting the patent system to "applied natural science", as was the case traditionally, is a good rule of the thumb to avoid such problems. Een sterkere rol voor mededingingsautoriteiten zorgt voor het nodige evenwicht binnen en controle van het octrooisysteem. Octrooien zijn inperkingen van concurrentie met het oog op het bereiken van beleidsdoeleinden zoals het bevorderen van innovatie. De huidige administratieve regelgeving in verband met het octrooisysteem houdt geen rekening met concurrentiewerende effecten maar staat gewoonlijk aan de kant van de rechthebbenden. Mededingingsautoriteiten zouden de mogelijkheid moeten krijgen om rechtzaken te starten om octrooien ongeldig te verklaren of om verzet aan te tekenen tegen twijfelachtige octrooien die de concurrentie verstoren. Dit in het bijzonder wanneer de getroffen marktspelers niet de middelen hebben om verzet aan te tekenen (marktfalen bij verzet).
Line 22: Line 22:
A stronger institutional role of competition policy authorities provides checks&balances to the patent system. Patents are restrictions of competition in order to achieve policy goals such as to incite innovation. The current administrative rule of the patent system does not take into account anti-competitive effects but usually sides with the interests of the users. Competition policy authorities should also get enabled to file invalidation lawsuits or oppositions against questionable patents which distort competition, esp. where affected individual market players cannot afford to oppose them (opposition market failure).
1.3 Hoe kan de Gemeenschap bij de ontwikkeling van haar octrooibeleid beter rekening houden met de bredere belangen van de samenleving?
Currently, patent policy is mainly formed by:
== 1.3 Hoe kan de Gemeenschap bij de ontwikkeling van haar octrooibeleid beter rekening houden met de bredere belangen van de samenleving? ==
Line 26: Line 24:
  * The patent offices. Especially in case of the European Patent Organisation, the situation is worrying. Its Administrative Council can change the "Implementing Regulations", as well as Parts II to VIII and Part X of the European Patent Convention, thereby taking on the role of legislator. Additionally, TBAs and EBA of the European Patent Office take on the role of judiciary by changing the interpretation of the EPC. Op dit moment wordt het octrooibeleid hoofdzakelijk bepaald door:
Line 28: Line 26:
  * Civil servants with close ties to the patent system. In general, the people sitting on the EPO's Administrative Council are also involved with the member state patent offices, and are also the primary advisors to legislators regarding patent law (e.g. most of these people sit on the Council's "Working Party on Intellectual Property (Patents)" where they draft legislation, and they also advise governments how to vote on the proposals they write).   * De octrooibureaus. Vooral in het geval van de Europese Octrooi-organisatie is de situatie zorgwekkend. Haar Administratieve Raad kan zowel de "Implementatie-regulering" als delen II tot VIII en deel X van het Europees Octrooiverdrag aanpassen. Daarmee neemt ze de positie in van de wetgever. Daarenboven handelen de Technische Kamers van Beroep en de Uitgebreide Kamers van Beroep als rechterlijke macht door de interpretatie van het Europees Octrooiverdrag te veranderen.
Line 30: Line 28:
  * The largest customers of the patent system, who keep trying to push the boundaries of what is patentable and what is not further and further, and even sit on the "Standing Advisory Committee" to the EPO (SAPECO). The Commission proposal of the software patents directive was also written in close cooperation with these companies and their representative organisations, without involvement of others.   * Ambtenaren die nauw verbonden zijn met het octrooisysteem. Over het algemeen zijn de mensen die zetelen in de Administratieve Raad van het EOB ook betrokken bij de octrooibureaus van de lidstaten en zijn ze ook de belangrijkste raadgevers aan de wetgevers inzake octrooirecht. Zo zetelen de meeste van deze ambtenaren bijvoorbeeld in de "Werkgroep van de Raad i.v.m. Intellectueel Eigendomsrecht (Octrooien)", terwijl ze ook de regeringen stemadvies geven over de voorstellen die ze zelf geschreven hebben.
   
 * De grootste klanten van het octrooisysteem, die blijven proberen de grenzen van wat octrooieerbaar is verder en verder te verleggen, en zelfs zetelen in het "Standing Advisory Committee" bij het EOB (SAPECO). Het commissievoorstel over de softwareoctrooi-richtlijn werd ook opgesteld in nauwe samenwerking met deze bedrijven en hun vertegenwoordigende organsaties, zonder betrokkenheid van derden.
Line 32: Line 32:
The best way to take into account the public interest would be to De beste manier om rekening te houden met het maatschappelijk belang bestaat erin:
Line 34: Line 34:
  * Clearly separate the legislative, judiciary and executive tasks in the patent system. As a consequence, do not adopt Community law based on case law developed by an executive office with its own judiciary, which even cannot be appealed at a Community Court (because that executive office is not part of the Community).  * De wetgevende, rechterlijke en uitvoerende taken binnen het octrooisysteem duidelijk van elkaar te scheiden. Bijgevolg geen Gemeenschapswet aannemen die gebaseerd is op rechtspraak die ontwikkeld is door een uitvoerend bureau dat zijn eigen rechter is. Tegen die rechtspraak kan zelfs geen beroep aangetekend worden bij een Europees Gerechtshof aangezien het uitvoerend bureau geen deel uitmaakt van de Europese Gemeenschap.
Line 36: Line 36:
  * Move away from judicial governance to economic governance with full respect of a legislative mandate.  * Over te gaan van een rechterlijk beleid naar een economisch beleid met volle aandacht voor een wetgevend mandaat.
Line 38: Line 38:
  * Open up patent policy making process to society at large as opposed to entrenched and self interested (software) patent rightsholders. Strenthem transparency of the Council working group. Strengthen oversight of competition policy authorities.  * Het beleidsmakingproces rond octrooien uit te breiden naar de maatschappij in zijn geheel. Al te lang werd dit beperkt tot een gesloten groep van rechthebbenden van (software-)octrooien. De transparantie van de werkgroep in de Raad verhogen. De mogelijkheden van de beleidsmakers inzake mededinging uitbreiden.
Line 40: Line 40:
  * Keep in mind that the patent system is but one tool available in innovation policy making, and one which should only be applied when appropriate and not at will ("more patents" is not the same as "more innovation", and in various situations can actually result in less innovation).  * Voor ogen te houden dat het octrooistelsel niks anders is dan één van de beschikbare middelen bij het opstellen van een innovatiebeleid. Een middel dat alleen gebruikt dient te worden als het nuttig is en niet naar believen. ("Meer octrooien" is niet hetzelfde als "meer innovatie"; in verschillende gevallen kan het zelfs resulteren in minder innovatie.)
Line 42: Line 42:
  * Encourage more economic research  * Meer economisch onderzoek aan te moedigen (waarbij macro-economisch onderzoek niet verwaarloosd mag worden).
Line 46: Line 46:
The most important point is to separate the executive, legislative and judicial powers which are all currently performed by the EPO to some extent, as mentioned above. This implies that the EPO's TBAs/EBA case law must not form the basis of community law, otherwise we discard the current patent laws and their interpretations by national judges in all member states. Even the UK, whose case law is closest to the EPO's case law, is still quite a bit more strict than the EPO. Het belangrijkste punt is het scheiden van uitvoerende, wetgevende en de rechterlijke macht die momenteel alle tot op zekere hoogte door het Europees Octrooi Bureau (EOB) uitgevoerd worden, zoals hierboven reeds vermeld. Dit houdt in dat de jurisprudentie van de Technische Kamer van Beroep (Technical Board of Appeal, TBA)/ en de Uitgebreide Kamer van Beroep (Extended Board of Appeal, EBA) van het EOB niet de basis moeten vormen voor een Gemeenschapswet, anders doen we de huidige octrooiwetgeving en de interpretaties daarvan door nationale rechters in alle lidstaten teniet. Zelfs het Verenigd Koninkrijk, waarvan de jurisprudentie het dichtst bij de jurisprudentie van het EOB staat, is nog altijd wat strikter dan het EOB.
Line 48: Line 48:
The European Community should not accede to the European Patent Convention in a way which hands over full authority on granting Community patents to a non-Community body (namely the EPO and it's TBAs and EBA). Special care has to be taken too, that accession to the EPC does not lead to Community law made by the EPO, bypassing the Community's constituting treaties, bypassing the European Commission and Parliament. De Europese gemeenschap zou niet moeten toetreden tot het Europees Octrooiverdrag (EOV) op een manier die de volledige zeggenschap over de toekenning van Gemeenschapsoctrooien overdraagt op een instantie buiten de Gemeenschap (namelijk het EOB en zijn TBAs en EBA). Daarnaast dient ervoor te worden gewaakt dat toetreding tot het EOV er niet toe leidt dat Europese wetgeving door het EOB wordt gemaakt, daarmee voorbijgaand aan de verdragen van de Gemeenschap, de Europese Commissie en het Europees Parlement.
Line 50: Line 50:
For the Netherlands and other countries, the Community Patent will also introduce retroactive liability. The Community Patent thereby will make it profitable to apply for broad, vague and trivial patents, with goal of sending out infringement notices after some years. Since going to court will often be too expensive, SMEs will have to pay. The result: the Community Patent will make legal extortion profitable. In het Nederlandse octrooirecht wordt een schender van een octrooi schadeplichtig nadat hij gewaarschuwd is dat hij een octrooi schendt. Hij heeft dan nog een maand de tijd om de schending te stoppen. Dit werpt een dam op tegen misbruik van octrooien. Bijvoorbeeld bij software zien we dat er te veel octrooien verleend worden, die geen of slechts een zeer beperkte bijdrage leveren aan de stand van de techniek, en veelal nog niet eens nieuw zijn (Adviescommissie Software Octrooien). Onopzettelijke schending van octrooien komt veel voor, er is veel onafhankelijke (her)ontdekking. Schadeplichtigheid met terugwerkende kracht zou misbruik en afpersing uitlokken. Een octrooihouder kan wachten, en na langere tijd aanmaningen rondsturen. De aangeklaagde moet dan betalen of procederen, hetgeen bijzonder duur uit kan vallen. Voor het MKB / KMO zal procederen veelal te duur zijn. Er rest dan niets anders dan betalen, ook als het octrooi geen echte uitvinding betreft. Het Nederlandse systeem beschermt het MKB / KMO in enige mate tegen afpersers. Ook landen als Frankrijk, Engeland en Duitsland hanteren, met nationale verschillen, het systeem van schadeplichtigheid na kennisname van het octrooi. Deze systemen beschermen MKB / KMO in enige mate tegen afpersers.
Line 52: Line 52:
Belgium already has retroactive liability, but for a shorter period. The currently proposed retroactive period is longer than the one in force in the US. It is ironic that abuse and extortion of this retroactive period has led to a call for reform in the US, while Europe is in danger of going even further on this point. In het voorstel voor het gemeenschapsoctrooi wordt dit echter veranderd. Er zal schadevergoeding betaald moeten worden met terugwerkende kracht tot het moment van publicatie van de aanvraag van het octrooi (art 11). Het gemeenschapsoctrooi maakt het rendabel vage, brede en triviale octrooien aan te vragen en na enkele jaren aanmaningen rond te gaan sturen. Het MKB / KMO rest niets anders dan betalen. Het gemeenschapsoctrooi maakt legale afpersing rendabel. Dit is een omslagpunt waar we verre van moeten blijven. Verjaring vindt pas plaats na 10 jaar, of, indien de octrooihouder het wist of had kunnen weten na 5 jaar (art 45). Dit is langer dan de Belgische termijn (5 jaar) en ook langer dan die in de VS (6 jaar). De VS op dit punt navolgen is onverstandig, de VS overtreffen is onverantwoord. Ironisch is het dat misbruik en afpersing in de VS tot een roep tot hervorming geleid heeft, en dat Europa juist op dit punt flink door dreigt te schieten. Schadeplichtigheid met terugwerkende kracht dient afgewezen te worden.
Line 56: Line 56:
If the EPLA were to enforce the high-quality patents defined by EPC article 52, this could have a positive impact. If the EPLA were to enforce the EPO TBA case law (and thus enforce software and business method patents), the results would be catastrophic. Als de (overeenkomst omtrent) geschillenbeslechting bij Europese octrooien (European Patent Litigation Agreement - EPLA) ten uitvoer gebracht zou worden en ervoor zou zorgen dat de kwaliteit van de octrooien stijgt, zoals gedefinieerd en omschreven door de Europees Octrooi Verdrag (EOV) artikel 52, zou dit een positieve bijdrage hebben. Echter als de geschillenbeslechting bij Europese octrooien ervoor zorgt dat de jurisprudentie van de Technische Kamer van Beroep (Technical Board of Appeal, TBA) van het Europees Octrooibureau (EOB) wordt doorgevoerd (en dus octrooiering mogelijk maken van software en bedrijfsmethodes), zouden de gevolgen rampzalig zijn.
Line 58: Line 58:
After all, the current "legal uncertainty" regarding software patents keeps various litigants at bay and is partially responsible for the absence of a US like litigation climate in Europe. This is clearly demonstrated by the fact that many software patent lawsuits are filed in the UK (Trading Technologies vs various makers of software for stock exchanges, NTP vs RiM), where case law is closest to the EPO case law. Tenslotte zorgt de huidige "wettelijke onzekerheid" wat betreft softwareoctrooien ervoor dat verscheidene procesvoerende partijen zich terughoudend opstellen, en is voor een deel de oorzaak ervan dat een Amerikaanse procespraktijk in Europa ontbreekt. Dit wordt duidelijk zichtbaar door het feit dat veel rechtzaken over softwareoctrooien in het Verenigd Koninkrijk worden aangebracht (Handels technologiën vs verscheidene producenten voor software voor handelsbeurzen, NTP vs. RiM), waar de jurisprudentie nog het meest lijkt op die van het Europees Octrooibureau (EOB).
Line 62: Line 62:
It should be possible to litigate a Community patent before a Community court, based on Community law made by Community legislators (and not by an unaccountable TBA or EBA of the EPO). This court should be independent of any Community or other Patent Office. Het zou mogelijk moeten zijn om een rechtzaak te voeren voor een Gemeenschapsrechtbank, op basis van Gemeenschapswetgeving die opgesteld is door de wetgevers van de Gemeenschap (en niet door een Technische Kamer van Beroep of een Uitgebreide Kamer van Beroep van het EOB die niet ter verantwoording geroepen kan worden.)
Line 64: Line 64:
Regarding national patents, the most logical decision is to keep the possibility to have them litigated in national courts. This is convenient in terms of geography, language, and culture. Given that European Patents are more or less collections of national patents, at least the possibility to go to a national court should be kept. Voor nationale octrooien is de meest logische beslissing om de mogelijkheid te behouden om ze voor de nationale rechtbanken te beslechten. Deze zijn het meest op het vlak van geografie, taal en cultuur. Aangezien Europese Octrooien min of meer een verzameling van nationale octrooien zijn, zou de mogelijkheid om naar een nationale rechtbank te stappen minstens behouden moeten blijven.
Line 66: Line 66:
The most important feature is that it must always be possible to appeal to a court which is not bound by case law of the executive (the various patent offices), since such judicial independence is a basic requirement of our justice system. De belangrijkste voorwaarde is dat de mogelijkheid steeds moet bestaan om beroep aan te tekenen voor een rechtbank die niet gebonden is aan de bestaande rechtspraak van de uitvoerende macht (de verschillende octrooibureaus). Een dergelijke juridische onafhankelijkheid is een basisvereiste voor ons rechtssysteem.
Line 70: Line 70:
Software and business method patents give rise to significant trade barriers and distortions of competition within the EU. In some member states, such as Poland, these patents are not granted and appeals to rejections based on subject matter are consistently turned down by courts. In other member states, such as the UK, granting practice and case law follows the EPO practice more closely. This puts British companies operating in Poland at a competitive disadvantage and acts as a trade barrier when Polish companies try to enter the UK market. Octrooien op software en bedrijfsmethodes geven aanleiding tot aanzienlijke handelsbelemmeringen en concurrentievervalsing binnen de EG. In sommige lidstaten, zoals Polen, worden deze octrooien niet toegekend en beroepszaken tegen afwijzingen gebaseerd op dit onderwerp worden consequent niet ontvankelijk verklaard door gerechtshoven. In andere lidstaten, zoals het Verenigd Koninkrijk, volgen het gewoonterecht en rechtspraak op basis van precedenten de EPO-praktijk in grotere mate. Dit bezorgt Britse bedrijven die werken in Polen een concurrentienadeel en vormt een handelsbelemmering wanneer Poolse bedrijven proberen de markt van het Verenigd Koninkrijk te betreden.
Line 74: Line 74:
Software and business method patents mean that producers and consumers of software are exposed to arbitrary litigation when they export their services to another EU country. Our business is affected in that we are unable to determine accurately whether our products and services are "legal" in other member states, so we are exposed to a significant and unmanageable risk if we decide to export. Octrooien op software en handelsmethodes houden in dat producenten en gebruikers van software worden blootgesteld aan willekeurige gerechtelijke vervolging als ze hun diensten exporteren naar andere landen van de EU. Onze zaak wordt getroffen door het feit dat we onmogelijk accuraat kunnen uitmaken of onze producten en diensten "legaal" zijn in andere lidstaten. Op die manier worden we blootgesteld aan een significant en onbeheersbaar risico als we beslissen om te exporteren.
Line 76: Line 76:
There is also no insurance available for software patent infringement, and experience of e.g. Miller Insurance Services Ltd has shown that the reason for this is the fact that it is impossible for a company to provide a profitable insurance service in the current patent granting climate. (See: http://www.softwarepatenten.be/faq.html#16) Er bestaat ook geen verzekeringen tegen inbreuk op softwareoctrooien. De ervaring van o.a. Miller Insurance Services Ltd leert dat de reden hiervoor ligt in het feit dat het voor een bedrijf onmogelijk is om een winstgevende verzekering aan te bieden in het huidige toekenningsklimaat van octrooien. (Zie ook: http://www.softwarepatenten.be/faq.html#16)
Line 80: Line 80:
1) opname van de belangrijkste octrooieerbaarheidscriteria van het Europees Octrooiverdrag in het Gemeenschapsrecht, zodat de nationale rechter het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen om uitleg kan vragen. Het zou hierbij kunnen gaan om algemene criteria zoals nieuwheid, uitvinderswerkzaamheid en industriële toepasbaarheid, alsook om uitzonderingen voor specifieke onderwerpen en om bepaalde bedrijfstakspecifieke regels met een meerwaarde; We merken op dat het "subject matter"-criterium mist in de lijst van punt 1. "Subject matter" is een kritiek criterium aangezien op deze basis het EOB tienduizenden software- en handelsmethode-octrooien verleend heeft. Opties 1 tot en met 3 zijn allen onduidelijk met betrekking tot de regels voor subject matter. Ze beantwoorden evenmin de vraag of de rechtspraak van de Technische Kamers van Beroep van het EOB het Europees Octrooiverdrag en de interpretatie daarvan door nationale rechtbanken teniet doet.
Line 82: Line 82:
2) een vrij beperkte harmonisatie ten aanzien van vraagstukken die in het Europees Octrooiverdrag niet uitdrukkelijk zijn geregeld; Wat optie 3 in het bijzonder betreft opent wederzijdse erkenning door de octrooibureaus van octrooien die in andere EU-lidstaten toegekend zijn de mogelijkheid dat aanvragers gaan "winkelen" om het octrooibureau te vinden dat probleemloos hun octrooi-aanvragen toekent. Het gemeenschapsoctrooi is bedoeld om dergelijk winkelgedrag tegen te gaan. Deze optie zou het genoemde probleem echter vergroten.
Line 84: Line 84:
3) wederzijdse erkenning van in andere EU-lidstaten verleende octrooien door de octrooibureaus, eventueel gekoppeld aan een onderling overeengekomen kader van kwaliteitsnormen of aan een "validatie" door het Europees Octrooibureau, op voorwaarde dat het octrooischrift in de oorspronkelijke taal en een andere in het bedrijfsleven gebruikelijke taal beschikbaar is. Een herbevestiging van zaken die uitgesloten zijn van octrooieerbaarheid zoals vastgesteld in artikel 52 van het Europees Octrooiverdrag én verdere verduidelijkingen zijn nodig om:
Line 86: Line 86:
We notice that the "subject matter" criterium is missing from the list in point 1. Subject matter is a critical criterium, since it is on this basis that the EPO has granted tens of thousands of software and business process patents. The three options 1-3 are all unclear with respect to the rules on subject matter, and the question of whether EPO TBAs' case law overrides the EPC and interpretations of national courts, or not.

Regarding option 3 in particular, mutual recognition by patent offices of patents granted by another EU Member State opens the possibility that applicants start to shop around to find the patent office that most readily grants their applications. The Community Patent is intended to reduce forum shopping, but this option would actually increase that problem.

A recodification of EPC 52 substantive patent law exclusions and further clarifications are needed to

 * prevent the enforcement of software patents and business method patents granted by the EPO within the European Community.

 * enable control of the European Union over the EPO patent pratice which will be forced to review its policy

 * reinstall political governance of the patent system
 * afdwinging te voorkomen van softwareoctrooien en handelsmethode-octrooien zoals die toegekend zijn door het EOB binnen de Europese Gemeenschap
 * de Europese Unie de mogelijkheid te geven om het toekenningsbeleid van het EOB bij te sturen
 * opnieuw politieke supervisie over het octrooisysteem tot stand te brengen
Line 100: Line 92:
All proposals must come back to the basic question: does the system guarantee good patents, transparency, and accountability? Alle voorstellen moeten terug te voeren zijn naar de elementaire vraag: garandeert het systeem goede octrooien, transparantie en zekerheid?
Line 102: Line 94:
Further the EU has to prevent that EPC 52 exclusions will get weakened by further international substantive patent law harmonisation, trilateral diplomatic negotiations or TRIPs reform. Therefore the European Union has to make sure that parliaments may exercise their full control over diplomatic negotiations by the EU or member states. Daarnaast dient de Europese Unie te voorkomen dat de in het Europees Octrooiverdrag (EOV) artikel 52 genoemde uitzonderingen verzwakt worden door verdere ingrijpende harmonisatie van de internationale octrooiwetgeving, driezijdige diplomatieke onderhandelingen of herziening van de TRIPs overeenkomst (agreement on Trade-Related aspects of Intellectual Property Rights).
Line 104: Line 96:
As long as the problem with EPO software patents prevails the EU shall seek to strengthen Interoperability by legislative safeguards to indemnify affected software producers and E-Commerce. Zolang het probleem met softwareoctrooien van het Europees Octrooibureau (EOB) de boventoon voert, zou de Europese Unie moeten proberen de interoperabiliteit (o.a. uitwisselbaarheid van gegevens m.b.v. software) te versterken via wettelijke bescherming om getroffen softwareproducenten en "E-commerce bedrijven" schadeloos te stellen.

Gebaseerd op:

1.1 Bent u het eens met deze opsomming van basiskenmerken voor het octrooisysteem?

Het belangrijkste kenmerk van het octrooisysteem is dat we alleen zouden moeten overwegen het daar toe te passen waar het noodzakelijk is om innovatie in stand te houden of te bevorderen. Op de gebieden waar het innovatie negatief beïnvloedt moet het ingeperkt worden.

Onze grootste zorg is dat er dit keer te veel belang gehecht wordt aan bijkomstigheden. Dit is nutteloos als tegelijkertijd de bestaansreden van het octrooisysteem over het hoofd gezien wordt. Zo wordt bijvoorbeeld de definitie van datgene wat octrooieerbaar is ("patentable subject matter") voortdurend uitgebreid. Proberen om deze uitbreiding te codificeren via "duidelijke regels" (zoals dit gebeurde bij de softwareoctrooirichtlijn) helpt niet om deze zorgwekkende evolutie tegen te gaan.

Daarom denken we dat focussen op en het verbeteren van losse aspecten van het octrooisysteem een verkeerde aanpak is. Er is nood aan een innovatiebeleid op een hoger niveau. Octrooibeleid is slechts één onderdeel daarvan en alle aanpassingen aan het octrooisysteem zouden gebaseerd moeten zijn op het genoemde innovatiebeleid.

1.2 Zijn er nog andere kenmerken die volgens u belangrijk zijn?

De hoofdeigenschap van het octrooisysteem zou moeten zijn dat het octrooisysteem op zichzelf een (klein) onderdeel uitmaakt van een bredere innovatiestragie. We zouden graag meer garanties zien dat de mechanismes van het octrooisysteem "goede" octrooien produceren, d.w.z. octrooien die nodig zijn voor de markt en de maatschappij. We zouden graag een duidelijkere uitsluiting zien van "subject matter" op die vlakken waarbij het niet aangetoond is dat octrooien innovatie bevorderen.

Daarnaast is het belangrijk dat de bewijslast komt te liggen bij diegenen die het octrooisysteem willen uitbreiden -- veeleer dan bij hen die de gevolgen van octrooien dragen. We zouden graag proportionaliteit in het octrooisysteem zien, zodat zeer lucratieve en langdurende octrooien niet toegekend worden voor innovaties die goedkoop te produceren zijn of waarvoor de kans op onafhankelijke herontdekking zeer hoog is. Het octrooisysteem beperken tot "toegepaste natuurwetenschap", zoals dat traditioneel het geval was, is een goede vuistregel om dergelijke problemen te vermijden.

Een sterkere rol voor mededingingsautoriteiten zorgt voor het nodige evenwicht binnen en controle van het octrooisysteem. Octrooien zijn inperkingen van concurrentie met het oog op het bereiken van beleidsdoeleinden zoals het bevorderen van innovatie. De huidige administratieve regelgeving in verband met het octrooisysteem houdt geen rekening met concurrentiewerende effecten maar staat gewoonlijk aan de kant van de rechthebbenden. Mededingingsautoriteiten zouden de mogelijkheid moeten krijgen om rechtzaken te starten om octrooien ongeldig te verklaren of om verzet aan te tekenen tegen twijfelachtige octrooien die de concurrentie verstoren. Dit in het bijzonder wanneer de getroffen marktspelers niet de middelen hebben om verzet aan te tekenen (marktfalen bij verzet).

1.3 Hoe kan de Gemeenschap bij de ontwikkeling van haar octrooibeleid beter rekening houden met de bredere belangen van de samenleving?

Op dit moment wordt het octrooibeleid hoofdzakelijk bepaald door:

  • De octrooibureaus. Vooral in het geval van de Europese Octrooi-organisatie is de situatie zorgwekkend. Haar Administratieve Raad kan zowel de "Implementatie-regulering" als delen II tot VIII en deel X van het Europees Octrooiverdrag aanpassen. Daarmee neemt ze de positie in van de wetgever. Daarenboven handelen de Technische Kamers van Beroep en de Uitgebreide Kamers van Beroep als rechterlijke macht door de interpretatie van het Europees Octrooiverdrag te veranderen.
  • Ambtenaren die nauw verbonden zijn met het octrooisysteem. Over het algemeen zijn de mensen die zetelen in de Administratieve Raad van het EOB ook betrokken bij de octrooibureaus van de lidstaten en zijn ze ook de belangrijkste raadgevers aan de wetgevers inzake octrooirecht. Zo zetelen de meeste van deze ambtenaren bijvoorbeeld in de "Werkgroep van de Raad i.v.m. Intellectueel Eigendomsrecht (Octrooien)", terwijl ze ook de regeringen stemadvies geven over de voorstellen die ze zelf geschreven hebben.
  • De grootste klanten van het octrooisysteem, die blijven proberen de grenzen van wat octrooieerbaar is verder en verder te verleggen, en zelfs zetelen in het "Standing Advisory Committee" bij het EOB (SAPECO). Het commissievoorstel over de softwareoctrooi-richtlijn werd ook opgesteld in nauwe samenwerking met deze bedrijven en hun vertegenwoordigende organsaties, zonder betrokkenheid van derden.

De beste manier om rekening te houden met het maatschappelijk belang bestaat erin:

  • De wetgevende, rechterlijke en uitvoerende taken binnen het octrooisysteem duidelijk van elkaar te scheiden. Bijgevolg geen Gemeenschapswet aannemen die gebaseerd is op rechtspraak die ontwikkeld is door een uitvoerend bureau dat zijn eigen rechter is. Tegen die rechtspraak kan zelfs geen beroep aangetekend worden bij een Europees Gerechtshof aangezien het uitvoerend bureau geen deel uitmaakt van de Europese Gemeenschap.
  • Over te gaan van een rechterlijk beleid naar een economisch beleid met volle aandacht voor een wetgevend mandaat.
  • Het beleidsmakingproces rond octrooien uit te breiden naar de maatschappij in zijn geheel. Al te lang werd dit beperkt tot een gesloten groep van rechthebbenden van (software-)octrooien. De transparantie van de werkgroep in de Raad verhogen. De mogelijkheden van de beleidsmakers inzake mededinging uitbreiden.
  • Voor ogen te houden dat het octrooistelsel niks anders is dan één van de beschikbare middelen bij het opstellen van een innovatiebeleid. Een middel dat alleen gebruikt dient te worden als het nuttig is en niet naar believen. ("Meer octrooien" is niet hetzelfde als "meer innovatie"; in verschillende gevallen kan het zelfs resulteren in minder innovatie.)
  • Meer economisch onderzoek aan te moedigen (waarbij macro-economisch onderzoek niet verwaarloosd mag worden).

2.1 Zijn er ten opzichte van de gemeenschappelijke politieke benadering andere of aanvullende kenmerken die u voor een doeltreffend Gemeenschapsoctrooisysteem belangrijk acht?

Het belangrijkste punt is het scheiden van uitvoerende, wetgevende en de rechterlijke macht die momenteel alle tot op zekere hoogte door het Europees Octrooi Bureau (EOB) uitgevoerd worden, zoals hierboven reeds vermeld. Dit houdt in dat de jurisprudentie van de Technische Kamer van Beroep (Technical Board of Appeal, TBA)/ en de Uitgebreide Kamer van Beroep (Extended Board of Appeal, EBA) van het EOB niet de basis moeten vormen voor een Gemeenschapswet, anders doen we de huidige octrooiwetgeving en de interpretaties daarvan door nationale rechters in alle lidstaten teniet. Zelfs het Verenigd Koninkrijk, waarvan de jurisprudentie het dichtst bij de jurisprudentie van het EOB staat, is nog altijd wat strikter dan het EOB.

De Europese gemeenschap zou niet moeten toetreden tot het Europees Octrooiverdrag (EOV) op een manier die de volledige zeggenschap over de toekenning van Gemeenschapsoctrooien overdraagt op een instantie buiten de Gemeenschap (namelijk het EOB en zijn TBAs en EBA). Daarnaast dient ervoor te worden gewaakt dat toetreding tot het EOV er niet toe leidt dat Europese wetgeving door het EOB wordt gemaakt, daarmee voorbijgaand aan de verdragen van de Gemeenschap, de Europese Commissie en het Europees Parlement.

In het Nederlandse octrooirecht wordt een schender van een octrooi schadeplichtig nadat hij gewaarschuwd is dat hij een octrooi schendt. Hij heeft dan nog een maand de tijd om de schending te stoppen. Dit werpt een dam op tegen misbruik van octrooien. Bijvoorbeeld bij software zien we dat er te veel octrooien verleend worden, die geen of slechts een zeer beperkte bijdrage leveren aan de stand van de techniek, en veelal nog niet eens nieuw zijn (Adviescommissie Software Octrooien). Onopzettelijke schending van octrooien komt veel voor, er is veel onafhankelijke (her)ontdekking. Schadeplichtigheid met terugwerkende kracht zou misbruik en afpersing uitlokken. Een octrooihouder kan wachten, en na langere tijd aanmaningen rondsturen. De aangeklaagde moet dan betalen of procederen, hetgeen bijzonder duur uit kan vallen. Voor het MKB / KMO zal procederen veelal te duur zijn. Er rest dan niets anders dan betalen, ook als het octrooi geen echte uitvinding betreft. Het Nederlandse systeem beschermt het MKB / KMO in enige mate tegen afpersers. Ook landen als Frankrijk, Engeland en Duitsland hanteren, met nationale verschillen, het systeem van schadeplichtigheid na kennisname van het octrooi. Deze systemen beschermen MKB / KMO in enige mate tegen afpersers.

In het voorstel voor het gemeenschapsoctrooi wordt dit echter veranderd. Er zal schadevergoeding betaald moeten worden met terugwerkende kracht tot het moment van publicatie van de aanvraag van het octrooi (art 11). Het gemeenschapsoctrooi maakt het rendabel vage, brede en triviale octrooien aan te vragen en na enkele jaren aanmaningen rond te gaan sturen. Het MKB / KMO rest niets anders dan betalen. Het gemeenschapsoctrooi maakt legale afpersing rendabel. Dit is een omslagpunt waar we verre van moeten blijven. Verjaring vindt pas plaats na 10 jaar, of, indien de octrooihouder het wist of had kunnen weten na 5 jaar (art 45). Dit is langer dan de Belgische termijn (5 jaar) en ook langer dan die in de VS (6 jaar). De VS op dit punt navolgen is onverstandig, de VS overtreffen is onverantwoord. Ironisch is het dat misbruik en afpersing in de VS tot een roep tot hervorming geleid heeft, en dat Europa juist op dit punt flink door dreigt te schieten. Schadeplichtigheid met terugwerkende kracht dient afgewezen te worden.

3.1 Wat zijn volgens u de voor- en nadelen van een pan-Europese geschillenregeling volgens de EPLA voor de gebruikers van octrooien en andere belanghebbenden?

Als de (overeenkomst omtrent) geschillenbeslechting bij Europese octrooien (European Patent Litigation Agreement - EPLA) ten uitvoer gebracht zou worden en ervoor zou zorgen dat de kwaliteit van de octrooien stijgt, zoals gedefinieerd en omschreven door de Europees Octrooi Verdrag (EOV) artikel 52, zou dit een positieve bijdrage hebben. Echter als de geschillenbeslechting bij Europese octrooien ervoor zorgt dat de jurisprudentie van de Technische Kamer van Beroep (Technical Board of Appeal, TBA) van het Europees Octrooibureau (EOB) wordt doorgevoerd (en dus octrooiering mogelijk maken van software en bedrijfsmethodes), zouden de gevolgen rampzalig zijn.

Tenslotte zorgt de huidige "wettelijke onzekerheid" wat betreft softwareoctrooien ervoor dat verscheidene procesvoerende partijen zich terughoudend opstellen, en is voor een deel de oorzaak ervan dat een Amerikaanse procespraktijk in Europa ontbreekt. Dit wordt duidelijk zichtbaar door het feit dat veel rechtzaken over softwareoctrooien in het Verenigd Koninkrijk worden aangebracht (Handels technologiën vs verscheidene producenten voor software voor handelsbeurzen, NTP vs. RiM), waar de jurisprudentie nog het meest lijkt op die van het Europees Octrooibureau (EOB).

3.2 Wat is volgens u het ideale systeem voor de beslechting van octrooigeschillen, aangezien in Europa mogelijk drie soorten octrooien naast elkaar zullen bestaan (nationale octrooien, Gemeenschapsoctrooien en Europese octrooien)?

Het zou mogelijk moeten zijn om een rechtzaak te voeren voor een Gemeenschapsrechtbank, op basis van Gemeenschapswetgeving die opgesteld is door de wetgevers van de Gemeenschap (en niet door een Technische Kamer van Beroep of een Uitgebreide Kamer van Beroep van het EOB die niet ter verantwoording geroepen kan worden.)

Voor nationale octrooien is de meest logische beslissing om de mogelijkheid te behouden om ze voor de nationale rechtbanken te beslechten. Deze zijn het meest op het vlak van geografie, taal en cultuur. Aangezien Europese Octrooien min of meer een verzameling van nationale octrooien zijn, zou de mogelijkheid om naar een nationale rechtbank te stappen minstens behouden moeten blijven.

De belangrijkste voorwaarde is dat de mogelijkheid steeds moet bestaan om beroep aan te tekenen voor een rechtbank die niet gebonden is aan de bestaande rechtspraak van de uitvoerende macht (de verschillende octrooibureaus). Een dergelijke juridische onafhankelijkheid is een basisvereiste voor ons rechtssysteem.

4.1 Welke aspecten van het octrooirecht leiden volgens u tot belemmeringen voor het vrije verkeer of tot concurrentieverstoringen als gevolg van verschillen tussen de wettelijke regels van de lidstaten of de wijze waarop die regels in de praktijk worden toegepast?

Octrooien op software en bedrijfsmethodes geven aanleiding tot aanzienlijke handelsbelemmeringen en concurrentievervalsing binnen de EG. In sommige lidstaten, zoals Polen, worden deze octrooien niet toegekend en beroepszaken tegen afwijzingen gebaseerd op dit onderwerp worden consequent niet ontvankelijk verklaard door gerechtshoven. In andere lidstaten, zoals het Verenigd Koninkrijk, volgen het gewoonterecht en rechtspraak op basis van precedenten de EPO-praktijk in grotere mate. Dit bezorgt Britse bedrijven die werken in Polen een concurrentienadeel en vormt een handelsbelemmering wanneer Poolse bedrijven proberen de markt van het Verenigd Koninkrijk te betreden.

4.2 In welke mate ondervindt uw onderneming hiervan de gevolgen?

Octrooien op software en handelsmethodes houden in dat producenten en gebruikers van software worden blootgesteld aan willekeurige gerechtelijke vervolging als ze hun diensten exporteren naar andere landen van de EU. Onze zaak wordt getroffen door het feit dat we onmogelijk accuraat kunnen uitmaken of onze producten en diensten "legaal" zijn in andere lidstaten. Op die manier worden we blootgesteld aan een significant en onbeheersbaar risico als we beslissen om te exporteren.

Er bestaat ook geen verzekeringen tegen inbreuk op softwareoctrooien. De ervaring van o.a. Miller Insurance Services Ltd leert dat de reden hiervoor ligt in het feit dat het voor een bedrijf onmogelijk is om een winstgevende verzekering aan te bieden in het huidige toekenningsklimaat van octrooien. (Zie ook: http://www.softwarepatenten.be/faq.html#16)

4.3 Hoe schat u de meerwaarde en haalbaarheid in van de hierboven beschreven benaderingen (1 t/m 3)?

We merken op dat het "subject matter"-criterium mist in de lijst van punt 1. "Subject matter" is een kritiek criterium aangezien op deze basis het EOB tienduizenden software- en handelsmethode-octrooien verleend heeft. Opties 1 tot en met 3 zijn allen onduidelijk met betrekking tot de regels voor subject matter. Ze beantwoorden evenmin de vraag of de rechtspraak van de Technische Kamers van Beroep van het EOB het Europees Octrooiverdrag en de interpretatie daarvan door nationale rechtbanken teniet doet.

Wat optie 3 in het bijzonder betreft opent wederzijdse erkenning door de octrooibureaus van octrooien die in andere EU-lidstaten toegekend zijn de mogelijkheid dat aanvragers gaan "winkelen" om het octrooibureau te vinden dat probleemloos hun octrooi-aanvragen toekent. Het gemeenschapsoctrooi is bedoeld om dergelijk winkelgedrag tegen te gaan. Deze optie zou het genoemde probleem echter vergroten.

Een herbevestiging van zaken die uitgesloten zijn van octrooieerbaarheid zoals vastgesteld in artikel 52 van het Europees Octrooiverdrag én verdere verduidelijkingen zijn nodig om:

  • afdwinging te voorkomen van softwareoctrooien en handelsmethode-octrooien zoals die toegekend zijn door het EOB binnen de Europese Gemeenschap
  • de Europese Unie de mogelijkheid te geven om het toekenningsbeleid van het EOB bij te sturen
  • opnieuw politieke supervisie over het octrooisysteem tot stand te brengen

4.4 Zijn er andere benaderingen die de Commissie zou kunnen overwegen?

Alle voorstellen moeten terug te voeren zijn naar de elementaire vraag: garandeert het systeem goede octrooien, transparantie en zekerheid?

Daarnaast dient de Europese Unie te voorkomen dat de in het Europees Octrooiverdrag (EOV) artikel 52 genoemde uitzonderingen verzwakt worden door verdere ingrijpende harmonisatie van de internationale octrooiwetgeving, driezijdige diplomatieke onderhandelingen of herziening van de TRIPs overeenkomst (agreement on Trade-Related aspects of Intellectual Property Rights).

Zolang het probleem met softwareoctrooien van het Europees Octrooibureau (EOB) de boventoon voert, zou de Europese Unie moeten proberen de interoperabiliteit (o.a. uitwisselbaarheid van gegevens m.b.v. software) te versterken via wettelijke bescherming om getroffen softwareproducenten en "E-commerce bedrijven" schadeloos te stellen.

De inhoud van deze site is zonder enige vorm van garantie beschikbaar onder zowel de GNU Free Documentation License als de Creative Commons Naamsvermelding-Gelijk delen-licentie