Het origineel is te vinden op http://parlando.sdu.nl, document 21501-30, nr. 54.
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG
Vastgesteld 12 juli 2004
De vaste commissie voor Economische Zaken en de vaste commissie voor Europese Zaken hebben op 3 juni 2004 overleg gevoerd met staatssecretaris Van Gennip van Economische Zaken over:
- de brief van de minister d.d. 14 mei 2004 inzake de agenda van de Raad voor Concurrentievermogen van 17 en 18 mei aanstaande (21501-30, nr. 44);
- de brief van de minister d.d. 14 mei 2004 inzake beantwoording schriftelijke Kamervragen naar aanleiding van de geannoteerde agenda voor de Raad voor Concurrentievermogen van 17/18 mei;
- de brief van de minister d.d. 25 mei 2004 inzake softwarepatenten (2150130, nr. 46).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissies
De heer Van Dam (PvdA) merkt op dat de minister van Economische Zaken zich in de Volkskrant laatdunkend heeft uitgelaten over het gebrek aan kennis van Kamerleden, maar dat de minister er dan wel aan gehouden is om juiste informatie te verstrekken. De Europese ministers zijn in de Raad voor Concurrentievermogen gekomen tot een gemeenschappelijk standpunt over een voorstel voor een richtlijn voor softwarepatenten, waarin een aantal belangrijke amendementen van het Europees Parlement niet zijn verwerkt. De amendementen van het Europees Parlement waren bedoeld om te zorgen dat patenten op software onmogelijk worden gemaakt, zoals de octrooien die door het Europees Octrooibureau zijn verleend. Het gaat hierbij om belangentegenstellingen tussen ontwikkelaars en kleine bedrijven en grote bedrijven, zoals Microsoft. Er zijn duizenden handtekeningen opgehaald tegen het voorstel van de Raad. De tekst van het politiek akkoord dat in de Raad is bereikt, is een bedreiging voor de innovatie van software, vooral open source software, en van de kenniseconomie. De wijze waarop de Raad het Europees Parlement heeft genegeerd, is slecht voor de Europese democratie. De heer Van Dam dringt erop aan dat Nederland bij de volgende Raad voor Concurrentievermogen tegen de formele bekrachtiging van deze tekst stemt. Bij de tweede lezing zal in het nieuwe Europees Parlement worden gepleit voor noodzakelijk geachte aanpassingen.
Mevrouw Giskes (D66) merkt op dat al in 2000 vragen zijn gesteld door de heer Van Walsum over de octrooieerbaarheid van software. Voor de innovaties die nodig zijn voor de kenniseconomie, is het zeer belangrijk om dit goed te regelen. Het kabinet heeft ongetwijfeld de intentie om dit te doen, maar is zich wellicht niet bewust van de problemen die hierbij bestaan. Mevrouw Boogerd zal als lid van de D66-fractie in het Europees Parlement nader ingaan op de discussies die daar zijn gevoerd.
Mevrouw Giskes vraagt hoe de verdere procedure is. Komt dit punt nog een keer aan de orde in de Raad, voordat het naar het Europees Parlement gaat? Waarom hebben de bewindslieden de energie en het denkwerk van de leden van het Europees Parlement niet gehonoreerd? In de brief van de staatssecretaris staat dat er altijd geprocedeerd kan worden, als mensen vinden dat het niet goed geregeld is, en dat de regeling dan alsnog aangepast kan worden. Als het daarop aan moet komen, is het kwaad al geschiedt.
Mevrouw Boogerd (D66, Europees Parlement) bedankt de voorzitter voor de gelegenheid om het woord te mogen voeren, omdat het van belang is om elkaar over en weer te informeren over de ingenomen standpunten. Er zijn tussen 20 000 en 30 000 octrooien verleend door het Europees Octrooibureau, die feitelijk in strijd zijn met artikel 52 van het Octrooiverdrag. De meeste daarvan zijn door grote bedrijven zoals Microsoft gedeponeerd. Het is niet duidelijk of de octrooien die al door het Europees Octrooibureau zijn verleend, meteen worden gelegaliseerd, als de richtlijn is aangenomen.
Het is van belang dat er een richtlijn komt om duidelijkheid te scheppen over de octrooieerbaarheid van toepassingen waarbij software wordt gebruikt. De definities van de richtlijn die door de Raad is voorgesteld, maken het mogelijk dat er patenten worden genomen op software als zodanig, die een opeenstapeling van ideeën vormt. Dat kan een belemmering vormen voor innovatie door het midden- en kleinbedrijf, omdat het heel veel geld kost om hierover rechtszaken te voeren.
Het Europees Parlement heeft heel goed nagedacht over goede definities van wat onder "technisch" moet worden verstaan en hoe de relatie is tussen software en de apparaten die daarmee werken, om te voorkomen dat er patent wordt verleend op de verkeerde zaken. Waarom heeft de Raad deze amendementen niet overgenomen? Mevrouw Boogerd verzoekt de staatssecretaris om zich op de definities te bezinnen en tot een ander standpunt te komen, voordat het voorstel weer naar het Europees Parlement gaat.
Het voorstel van de Raad wordt voorgesteld als een compromis tussen Raad en Parlement, maar dat is het niet. Nadat de Raad heeft besloten over een richtlijn, komt deze terug naar het Parlement, dat dan weer zijn oordeel geeft. Uiteindelijk kan er een conciliatieprocedure volgen om tot een compromis te komen, maar zo ver is het nog niet.
Mevrouw Gerkens (SP) deelt mede dat Microsoft volgens de Sydney Morning Herald op 27 april patent heeft aangevraagd op de double click. Het gevaar is dat er niet op verder gewerkt kan worden, als er een octrooi op software berust.
Het is van groot belang, maar ook buitengewoon moeilijk om democratische controle op de Europese besluitvorming tot stand te brengen, vooral als er onjuiste informatie wordt gegeven. Het Europees Parlement was na moeilijke onderhandelingen tot een zeer evenwichtig standpunt gekomen, maar dat is opzij geschoven. De belangrijkste vraag is hoe dit procedureel in zijn werk is gegaan.
Bij gewone patenten kan een monopolie gerechtvaardigd zijn, omdat er grote investeringen in onderzoek moeten worden gedaan. Dat geldt over het algemeen niet voor software, omdat deze wordt geschreven en adequaat wordt beschermd door copyrights. Softwarepatenten zullen het innovatieklimaat en het concurrentievermogen van het MKB in Europa niet verbeteren. Hoe kunnen de belangen van kleine softwareontwerpers het beste worden beschermd? Welke mogelijkheden biedt de Mededingingswet om op te treden tegen misbruik van een economische machtspositie op basis van octrooien?
In de brief staat dat er overeenstemming is bereikt tussen het Europees Parlement en de Raad van ministers, maar dat is onjuist. Het voorstel van het Europees Parlement ziet op bescherming van onafhankelijke, kleine ontwikkelaars van software. Het beoogt bescherming van echte uitvindingen. Het sluit gegevensverwerking uit als gebied waarop octrooi kan worden aangevraagd. Software als door de computer geïmplementeerde uitvinding wordt daarbij uitgesloten. De tekst is door de Europese Commissie en de Raad van ministers zodanig afgezwakt dat triviale patenten mogelijk worden. Duitsland heeft op het laatste moment nog gewijzigde amendementen ingebracht, maar deze leiden tot symbolische, abstracte bepalingen die in de praktijk niets voorstellen en waarmee het Europees Parlement nooit zal instemmen. Door het voorstel van de Raad kunnen open-sourcesystemen zoals Linux uit de markt worden geprocedeerd. Verder zullen alle 30 000 software patenten die zijn verleend door het Europees Octrooibureau, geldig worden, waarmee ten onrechte vooruit wordt gelopen op de nieuwe regelgeving. Het is niet gebruikelijk, maar het is wel mogelijk om de Nederlandse steun voor dit voorstel ongedaan te maken. Mevrouw Gerkens vraagt de staatssecretaris om het Nederlandse standpunt te wijzigen, omdat dit wel degelijk verschil kan uitmaken.
De heer Hessels (CDA) merkt op dat de kritiek van minister Brinkhorst over het gebrek aan kennis van Tweede Kamerleden niet strookt met de informatie die hij heeft gegeven over wat door het Europees Parlement is overeengekomen. Hij schrijft dat er een akkoord is bereikt door het Europees Parlement en de Raad en dat zijn opstelling in de Raad voor Concurrentievermogen daarmee in overeenstemming is, maar dat is niet juist. Bert Doorn, die namens het CDA in het Europees Parlement zit, heeft amendementen ingediend en gestemd voor amendementen om de richtlijn aan te passen. Waarom is afgeweken van het standpunt dat breed door de Nederlandse Europarlementariërs naar voren is gebracht? Hoe kan ervoor worden gezorgd dat er recht wordt gedaan aan de democratische procedures, ook in de voorlichting aan de Tweede Kamer?
Mevrouw Örgü (VVD) onderschrijft de doelstelling om tot een richtlijn te komen voor de octrooieerbaarheid van in computers geïmplementeerde uitvindingen, die een bijdrage vormen aan de stand van de techniek, nieuw zijn en voor een deskundige niet voor de hand liggen. Het is van belang om hierover duidelijkheid te scheppen, om te voorkomen dat de regels door verschillende lidstaten verschillend worden toegepast, en om innovaties door softwarebedrijven te bevorderen. Door de richtlijn wordt software als zodanig niet patenteerbaar. Er vindt geen uitbreiding plaats, waardoor iets waarop nu geen patent kan worden gegeven, dan wel een patent kan krijgen.
Door het Europees Parlement zijn amendementen ingediend om tot heldere definities te komen van wat octrooieerbaar is. Deze amendementen zijn door de Raad van ministers niet overgenomen, maar een aantal is wel door de VVD-fractie in het Europees Parlement gesteund. Kan de staatssecretaris aangeven waarom de amendementen niet zijn overgnomen en kan zij toelichten in welke gevallen op grond van de richtlijn octrooi kan worden verleend?
In de praktijk verleent het Europees Patentbureau vaak octrooien voor uitvindingen die eigenlijk niet inventief genoeg zijn. In de Verenigde Staten komen patenten op triviale uitvindingen ook veel voor. Dat heeft negatieve gevolgen voor het midden- en kleinbedrijf. Met de richtlijn moet worden voorkomen dat de praktijk in Europa dezelfde kant op gaat als in de Verenigde Staten.
Een van de leden van het Europees Parlement, mevrouw Elly Plooij, heeft gepleit voor een "grace period", waarbij de marktinteresse voor een uitvinding kan worden gepeild, voordat iemand een octrooiaanvraag indient, terwijl de uitvinding toch wordt beschermd. Dit is niet overgenomen door het Europees Parlement. Kan de staatssecretaris bevorderen dat dit bij de tweede lezing wordt overgenomen?
In de richtlijn is een verplichting opgenomen voor de Commissie om drie jaar na inwerkingtreding te rapporteren over de gevolgen, vooral voor kleine ondernemers. Als de gevolgen groter en negatiever zijn dan voorzien, moet de Commissie met een oplossing komen. Een evaluatie mag echter geen vrijbrief zijn voor slechte regelgeving.
Het is niet gelukt om een akkoord te bereiken over een gemeenschapsoctrooi, onder andere omdat de kosten van de vertalingen zeer hoog kunnen worden. De minister is niet van plan om de partijen nader tot elkaar te brengen tijdens het Nederlands voorzitterschap, omdat het volgens hem geen zin heeft om te trekken aan een paard dat al drie keer is overleden. Stemt de staatssecretaris in met deze visie? Volgens VNO-NCW is een gemeenschapsoctrooi mogelijk waarbij de kosten van vertalingen niet te hoog oplopen. Kan Nederland hierover een voorstel doen?
Het antwoord van de staatssecretaris
De staatssecretaris erkent dat het onderwerp softwareoctrooien tot veel commotie heeft geleid. Er zijn 11 000 brieven en ongeveer 3000 e-mails over ontvangen, maar daar zaten voor- en tegenstanders bij. Het is van belang om wat misverstanden weg te nemen. In de brief van minister Brinkhorst van 10 mei staat dat de Raad en EP recent tot een akkoord zijn gekomen over de tekst van de richtlijn, maar deze informatie klopt niet. Gezien de harde woorden van de minister over de Kamer is het gepast om hierover verontschuldigingen aan te bieden. De gedachte achter de brief is dat werd geprobeerd om tot een gemeenschappelijk standpunt te komen. Daardoor is er een verkeerde zin in de brief gekomen. In een eerdere versie stond dat de Raad streeft naar het bereiken van een gemeenschappelijk standpunt, maar bij de tekstverwerking is iets verkeerd gegaan.
Er is nog geen Europese richtlijn. Deze is er pas, als de Raad en het Parlement het met elkaar eens zijn geworden in een co-decisieprocedure. Het voorstel van de Commissie voor een richtlijn is in september 2003 in eerste lezing behandeld door het Europees Parlement (EP). Daarbij zijn 64 amendementen aangenomen. De Raad voor Concurrentievermogen van 17 en 18 mei was een stap in dat proces. Na de politieke discussie in de Raad wordt de tekst gewoonlijk aan de eerstvolgende Raad voorgelegd. Het is zeer ongebruikelijk dat een land dan op een eerder ingenomen standpunt terugkomt. Met een aantal amendementen van het EP is rekening gehouden, maar niet met alle. In eerste lezing kan de Raad een andere opvatting hebben dan het EP. Daarna volgt een tweede lezing en wellicht nog een derde termijn.
In de tweede lezing door het nieuwe Europees Parlement wordt een oordeel ingenomen over het gemeenschappelijk standpunt van de Raad. Als de Raad bij zijn voorstel blijft, is de kans groot dat dit de relatie met het EP geen goed doet. Het is goed dat het EP zich hierbij assertief opstelt, omdat de rol van het parlement belangrijk is voor het democratische proces. Het is waarschijnlijk dat de tweede lezing door het EP onder het voorzitterschap van Luxemburg zal plaatsvinden. Als de Raad en het EP na de tweede lezing niet op één lijn komen, volgt er een reconciliatieprocedure. Dat is de derde stap. Het EP en de Raad hebben er allebei belang bij dat er een richtlijn komt, dus zij zullen allebei moeten bewegen om tot een gemeenschappelijk standpunt te komen, anders komt er geen richtlijn.
In deze eerste fase heeft de Raad nog zijn eigen rol en mening en kan zijn eigen conclusies trekken, na goed geluisterd te hebben naar de opvatting van het EP. De amendementen van het EP zijn niet genegeerd, maar er is een verschil van opvatting in deze fase van het proces. 26 van de 64 amendementen zijn overgenomen. Er zijn 10 amendementen die volgens de Raad in een grijs gebied zitten, die niet onmogelijk zijn en waar men in een latere procedure uit kan komen. Meer dan de helft van de amendementen zijn dus in goede aarde gevallen. De amendementen die het voorstel zouden ondergraven, bijvoorbeeld doordat zij het hele terrein van ICT uitsluiten, zijn niet overgenomen. Als de Raad alle amendementen van het EP zou hebben overgenomen, zou de Commissie het voorstel hebben ingetrokken.
De doelstelling van de Raad, de Commissie en het EP is om software in combinatie met hardware octrooieerbaar te maken. De staatssecretaris zegt toe dat zij in een brief zal preciseren welke amendementen van het EP hier haaks op staan.
Van belang voor de procedure zijn de stemverhoudingen in de Raad. Spanje stemde tegen. België, Italië en Oostenrijk onthielden zich van stemming. Frankrijk is akkoord gegaan, maar laat nog een verklaring vastleggen in de Raadsnotulen. Hiermee was er een ruime gekwalificeerde meerderheid voor het gemeenschappelijk standpunt. Er is een stevige discussie gevoerd, omdat er bij enkele landen, zoals Duitsland, nog bezwaren bestonden.
De discussie met de Kamer over softwareoctrooien wordt al gevoerd vanaf november 2000. Dit punt is in november 2002 aan de orde geweest in de Interne Marktraad. De Kamer had erover kunnen spreken, toen het in september 2003 aan de orde was in het Europees Parlement. De staatssecretaris zegt toe dat zij er uitgebreid met de Kamer over zal spreken, als het voor de tweede lezing voorligt bij het Europees Parlement en vanzelfsprekend erna.
Het onderwerp van de richtlijn is de octrooiering van in computers geïmplementeerde uitvindingen. Het gaat om technische uitvindingen in een apparaat, waarbij sprake is van een combinatie van software en hardware. Een voorbeeld hiervan is stemherkenning in een mobiele telefoon. Het beginsel van interoperabiliteit is cruciaal voor innovatie. Als een bedrijf wil innoveren, moet de software interoperabel zijn, omdat je dan verder kunt bouwen op de software. Daarbij moet niet de broncode octrooieerbaar worden gemaakt, maar de combinatie van de regels in de software met de toepassing in de hardware. Het schrijven van software vergt heel veel denkwerk en investeringen, omdat verschillende mensen wekenlang bezig zijn met programmeren. Dat is een creatief proces, waarbij algoritmes worden aangepast om een andere aansturing van een apparaat of een andere simulatie van een programma te krijgen.
De Amerikaanse praktijk is dat "everything under the sun made by man" octrooieerbaar is. Europa is daar veel restrictiever in. Het is niet wenselijk dat business systemen octrooieerbaar zijn. Het idee van de winkelwagen, waardoor je elektronisch kunt betalen op internet, is niet octrooieerbaar, maar de onderliggende software waardoor je veilig kunt betalen, wel. Het idee van de double click is dus niet octrooieerbaar, maar het technische idee dat erachter zit, wel.
Als er bij een bedrijf dat software ontwikkelt, een stuk software wordt bedacht om spreektekst in telefoons te krijgen, moet dat octrooieerbaar zijn, anders kan een groot bedrijf de ideeën die kleine bedrijven hebben, opzuigen. Als die ideeën niet worden beschermd, worden zij overgenomen door een copycat. Daarom willen veel kleine bedrijven juist wel dat de combinatie van software en hardware octrooieerbaar is. Als deze niet beschermd is, kun je er niet over praten, want dan wordt het gestolen. Als deze wel beschermd is, kun je er vrijelijk over praten en dan creëer je innovatie, want dan kunnen anderen erop voortborduren.
De doelstelling van de richtlijn is om helderheid te scheppen over wat wel of niet kan worden geoctrooieerd, en om triviale octrooien te voorkomen. Er is nu een technische juridische discussie over de vraag of de tekst van de richtlijn aan deze doelstelling voldoet. De discussie in de Raad ging vooral over de technische definitie en interoperabiliteit. Daardoor is de oorspronkelijke tekst van de Commissie aangescherpt. Er is een Duits tekstvoorstel overgenomen, om te zorgen dat interoperabiliteit duidelijker werd verankerd. Dit punt is uit de toelichting gehaald en in de tekst zelf gezet.
Het Europees Octrooibureau in München heeft gekozen voor een interpretatie van het Europees Octrooiverdrag bij circa 30 000 patenten. Deze patenten zijn beargumenteerd verleend en vormen een juridische en economische realiteit. Omdat hierover onhelderheid bestaat, is gekozen voor het ontwerpen van een richtlijn. De staatssecretaris zegt toe dat zij in de brief over de amendementen zal ingaan op de implicaties van artikel 52 van het Europees Octrooiverdrag voor de octrooien die door het Europees Octrooibureau zijn verleend.
Er is een positieve houding ingenomen tegenover het voorstel voor een "grace period", een periode van respijt voor octrooiaanvragers, voordat de aanvraag wordt doorgezet. Als dat hier gebeurt, moet het elders ook gebeuren. Er is een discussie tussen Europa en de Verenigde Staten over octrooien, omdat zij afwijkende systemen hebben. De grace period is hierbij een punt van onderhandeling.
Welke verbeteringen van de richtlijn heeft de Raad voor Concurrentievermogen op 17 en 18 mei aangebracht? De nieuwe tekst is inmiddels toegezonden. Volgens artikel 4bis kan een computerprogramma als zodanig geen octrooieerbare uitvinding vormen, maar moet het om een combinatie van software en hardware gaan. Een in een computer geïmplementeerde uitvinding wordt niet als een technische bijdrage beschouwd, alleen omdat daarbij gebruik wordt gemaakt van een computer, een netwerk of andere programmeerbare apparatuur. Uitvindingen waarbij gebruik wordt gemaakt van computerprogramma's, uitgedrukt in broncode, objectcode of enige andere vorm, of waarmee bedrijfsmethoden, mathematische of andere methoden worden toegepast die geen andere technische effecten teweegbrengen dan de normale fysieke interactie die wij al kennen, zijn daarom niet octrooieerbaar. Hiermee is heel duidelijk gedefinieerd wat een technische uitvinding is. De Raad is van mening dat de oorspronkelijke tekst hiermee is verbeterd.
De redenen voor Nederland om zich aan te sluiten bij de gekwalificeerde meerderheid voor het geamendeerde voorstel van de Commissie waren dat de Europese praktijk hiermee veel restrictiever wordt dan de Amerikaanse, dat het innovatieklimaat in Europa hiermee wordt bestendigd, en dat het vertrouwen in de octrooien hiermee niet wordt beschaamd. De bestaande octrooiportefeuilles worden afgewaardeerd. Kleine bedrijven die een uitvinding hebben gedaan, kunnen daarmee de markt opgaan, omdat deze wordt beschermd tegen grote bedrijven en copycats.
Met deze richtlijn wordt ook recht gedaan aan de internationale afspraken van de WTO. De richtlijn zorgt voor een wettelijke inkadering van de uitvoeringspraktijk van het Europees Octrooibureau, omdat er duidelijkheid wordt geschapen en toezicht kan worden ingesteld door de Europese Commissie.
De richtlijn houdt rekening met de verschillende belangen en is voor iedereen een verbetering van de bestaande situatie. Er is een clausule in opgenomen voor een evaluatie over drie jaar, om vast te stellen of de richtlijn geen ongewenste gevolgen heeft, of er geen triviale octrooien meer verleend worden en wat de invloed is op de economie.
Nadere gedachtewisseling
De heer Van Dam (!PvdA) is van mening dat het voorstel als een compromis is gepresenteerd, terwijl het dat niet is. Het lijkt erop dat de minister de Kamer en de buitenwereld hiermee op het verkeerde been wilde zetten. Het algemeen overleg zou in aanwezigheid van de minister moeten worden voortgezet om hierover opheldering te kunnen vragen. Er wordt schriftelijk geantwoord op de concrete vraag op welke punten het voorstel van de Raad beter is dan dat van het Parlement. In de eerstvolgende Raad voor Concurrentievermogen, wanneer de formele bekrachtiging van dit Raadsbesluit op de agenda staat, zou Nederland tegen moeten stemmen, ook al is dat ongebruikelijk. Wanneer zal deze Raad plaatsvinden? Volgens de regering is een octrooi op software niet mogelijk bij dit Raadsbesluit, maar in artikel 5, lid 1 en 2, staat heel duidelijk dat een octrooi mogelijk is op een geprogrammeerd apparaat. Een stuk software dat wordt gebruikt in een computer, is dus octrooieerbaar.
Mevrouw Giskes (D66) is teleurgesteld dat de Kamer enigszins op het verkeerde been is gezet. Zij is niet overtuigd door de redenen voor de opstelling van Nederland in de Raad. Zij wil graag weten welke argumenten door de tegenstanders naar voren werden gebracht. Waren zij van mening dat het op de Amerikaanse manier moet worden geregeld of vonden zij dat het niet goed genoeg was geregeld, net als het Europees Parlement? Zij vraagt de staatssecretaris om ruim voor de volgende bijeenkomst van de Raad voor Concurrentievermogen te kunnen spreken over de brief met de toegezegde informatie.
Mevrouw Gerkens (SP) vraagt wanneer de voorgestelde tekst weer in de Raad wordt behandeld. Als de Kamer eerder op de hoogte was van het standpunt dat de regering zou innemen in de Raad van 17 en 18 mei, zou de discussie anders zijn verlopen. Het is niet duidelijk waarom het voorstel van het Europees Parlement niet kon worden gesteund. De minister zou kunnen toelichten welke krachten op hem inwerkten, zodat hij tot deze beslissing is gekomen. Mevrouw Gerkens benadrukt dat er de volgende keer tegen dit voorstel moet worden gestemd.
De heer Hessels (CDA) spreekt zijn waardering uit voor de excuses van de staatssecretaris over de brief over de Raad voor Concurrentievermogen, waaruit kan worden geconcludeerd dat er niet alleen op de werkwijze van de Kamer wat valt aan te merken. Voordat de volgende Raad voor Concurrentievermogen plaatsvindt, zal de discussie hierover moeten worden voortgezet.
Mevrouw Örgü (VVD) betreurt het dat in de brief van 10 mei op een cruciaal punt onjuiste informatie is gegeven. Het belangrijkste is dat de richtlijn rechtszekerheid kan brengen. Het is van belang voor de Kamer om te weten wat de planning is van de verdere procedure, zoals de tweede lezing door het Europees Parlement. Kan de staatssecretaris aangeven wat de regering doet om het gemeenschapsoctrooi te bevorderen?
De staatssecretaris antwoordt dat bilateraal, achter de schermen, met Duitsland en andere landen wordt overlegd over het gemeenschapsoctrooi, omdat dit van belang is voor de interne markt. De bedoeling is wel om er beweging in te krijgen. De woorden van de heer Brinkhorst moeten worden opgevat als een uiting van teleurstelling, omdat voorgaande pogingen op niets waren uitgelopen.
Begin juli is er een informele bijeenkomst van de Raad voor Concurrentievermogen, waarbij alleen van gedachten wordt gewisseld en geen besluiten worden genomen. De eerstvolgende Raad voor Concurrentievermogen is in september. Het punt van de octrooien kan als A-punt op elke komende Raad, misschien zelfs al dinsdag, worden geagendeerd en passeren, als de volledige tekst van het politiek akkoord gereed is. De staatssecretaris zal nagaan wanneer dit gebeurt, omdat de Kamer eerst een discussie moet kunnen voeren over het standpunt dat Nederland daarbij zal innemen. Daardoor kan de scheve situatie die door de brief van 10 mei is ontstaan, worden rechtgetrokken. Zij zal hierover zo snel mogelijk schriftelijke informatie sturen. Nederland kan wel vragen om uitstel tot de volgende Raad, maar zal geen ander standpunt innemen, zonder dat daarover een Kameruitspraak is gedaan. Wat het standpunt van Nederland ook is, er is een ruime gekwalificeerde meerderheid in de Raad voor de richtlijn, zodat deze in tweede lezing aan het Europees Parlement wordt voorgelegd. Daarna volgt eventueel een derde termijn. Het komt weer aan de orde in de Kamer, als het opnieuw op de agenda van de Raad voor Concurrentievermogen staat. De staatssecretaris is ook bereid om erover te spreken, voordat de tweede lezing in het Europees Parlement plaatsvindt.
België heeft zich onthouden over de richtlijn, omdat het twijfelde over de formulering van enkele definities in de geamendeerde artikelen 2b en artikel 4bis. Een ruime meerderheid van de overige 25 lidstaten was ervan overtuigd dat de verbeteringen voldoende waren. De staatssecretaris zal hier nader op ingaan in de toegezegde brief.
De voorzitter constateert dat de staatssecretaris brieven heeft toegezegd over de amendementen en over het gemeenschapsoctrooi, en dat de Kamer daarover nog een inhoudelijke discussie zal voeren.